Arnoud Holleman

Amsterdam — dinsdag 12 november, 2024
nl / en

Nu

Club Donny #1


December 2008. Club Donny is een 'strictly unedited journal on the personal experience of nature in the urban environment.'


Tekst:
Goed schoeisel is belangrijk. Het liefst heb je schoenen met memory gel in de schacht die de enkels optimale steun geven. In de ene naadloze sok is de letter L geweven, in de ander de letter R. De rest van je lichaam is gehuld in afritsbare pijpen en ademende kleding waar ook heel lang en veel over is nagedacht. In je rugzak een fles bronwater, van een bron uit een ander gebergte.
In een cluster van ontwerpmomenten ga je terug naar de natuur. Je hebt de voordeur achter je dichtgedaan, je bent van de trein op het vliegtuig overgestapt, je hebt de huurauto opgehaald en nu loop je hier, omwille van de vertraging. De focus ligt een paar meter voor je. Om en om zie je de neuzen van je linker- en je rechterschoen in je blikveld verschijnen terwijl er een tapijt van steentjes, takjes, grassen en mossen onder je door glijdt. De rijke detaillering doet zich als eenheid aan je voor, zelfs met het restafval van andere wandelaars, maar omdat je stevig doorloopt is het niet meer dan visuele ruis, die verandert bij elke volgende stap.
Af en toe kijk je op, word je blikveld ruimer en zie je het pad tot aan de bocht, maar dan kijk je weer naar waar je je voeten neer zult zetten. Bij het wandelen gaat het niet om wat je ziet; mooie uitzichten zijn secundair aan hoe het landschap zich langzaam maar zeker plooit in je lichaam. Het gaat daarbij om verschillende vormen van overdracht, op verschillende plaatsen in je lijf. Spierkracht brengt het skelet in beweging waardoor je vetvoorraad verbrandt. In je longen wordt de berglucht in je bloed opgenomen, extra zuurstof gaat naar je hersenen, die daardoor ook een soort longen worden. Wat er gebeurt is dat het gruis onder je voeten zich mengt met de ruis in je kop. En in de monotonie van de elkaar steeds opvolgende voetstappen komen dan de restgedachten als darmslakken los.
Aanvankelijk is dat niet fijn. De cadans van je voetstappen en je ademhaling worden de haunted baseline onder het verhaal van je eigen leven, zoals je het op dat moment aan jezelf vertelt. Het zijn dwangmatige gedachten die steeds maar terugkomen en niets te maken hebben met waar je nu bent, maar met het leven van alledag, dat je juist thuis had willen laten. Zwaar ademend haal je met onredelijke argumentaties alsnog je gelijk in onverwerkte conflicten met anderen. Je ego groeit met elke stap, potsierlijk, tot groter dan de berg die je aan het bedwingen bent. Passanten worden indringers op de privacy. Achter Grüss Gott gaan moordfantasiën schuil.
Zo kom je steeds hoger. Je kortademigheid neemt toe waardoor je in een toestand geraakt die nog het meeste lijkt op gecontroleerd hyperventileren. Het wandelen houdt je letterlijk met beide benen op de grond, maar langzaam begint er ook iets te veranderen. Zoals de boomgrens geen lijn is, maar een gebied waar de bomen eerst steeds kleiner worden, zo verdwijnen ook de gedachten langzaam buiten het domein van de taal als je boven de tweeduizend meter komt. Ze worden ijler zoals ook de lucht ijler wordt. De rancune verdwijnt en maakt plaats voor nieuwe voorraad. Het opmerken van spaarzame bloemen en grassen in het steeds rotsachtiger wordende landschap loopt paralel met het ontstaan van nieuwe tekst, die vanuit het middenrif naar boven komt. Tekst die zich aanvankelijk nauwelijks uit je gehijg losmaakt, maar uiteindelijk, af en toe, toch in vaagomvattende steekwoorden samenklontert.

Als Klein Duimpje in reverse raap je ze op. Willekeurige steentjes, geraapt op voor buitenstaanders willekeurige momenten. Je verzamelt ze, in de hoop dat ze je ooit de weg terug zullen wijzen. Maar terug naar wat eigenlijk?
Voorlopig is het voor elk steekwoord een kiezel. Het steentje hard en eeuwenoud, het steekwoord zonder materie, nog te jong om als autonoom idee of beeld met je mee te dragen.

Één steentje voor het systeem van steentjes oprapen zelf: dit moet ik onthouden.

Één steentje voor natuur die ook blijft bestaan als je het niet benoemt. Entire mountains which may have names in maps, in books, and among people, but which in reality are just vastness, movement, and depth.

Één steentje voor ‘A sense of loss, for something that never quite existed.’ Thuis opzoeken.

En zo verder. Losse zinnen. Flarden van liedjes. Klusjes in huis. Ideetjes voor werk. Vragencirkels. Zou je moeder fysiek de berg nog opkomen? Nee. Ze zou het dolgraag willen, maar ze is al dood, weet je nog? Het is goed zo. Passages uit boeken die je net gelezen hebt. Rodin leerde op zijn 60e pas fietsen. Was niet bekend met het werk van Darwin. Ik wel.
Bij elkaar maken de kiezels in je broekzak een omfloerst roffeltje bij elke stap, wat cachet geeft aan het laatste stuk naar boven. Ondertussen smeden alle wandelingen die je ooit maakte zich aaneen. Willekeurige momenten tijdens vorige wandeltochten die als droogbloemen uit een herbarium weer tot leven komen. Het zijn messcherpe beelden, zonder dat je weet waar en wanneer het precies was.
Zo bereik je uiteindelijk de top, of de pas. Het fysieke geploeter is ten einde. Het panoramisch uitzicht dat zich plotseling openbaart zorgt voor een paralel effect in je hoofd, met de kracht van een pasgewassen laken dat wordt drooggeslagen. Het landschap dat zich de afgelopen uren in je lichaam geploid heeft, trekt glad. Eindelijk, die Gedanken sind frei. De verzameling steentjes gooi je weg. Één nieuw steentje raapt je op, wat staat voor dit ene heldere perspectief: dit ben ik, dit is mijn leven en dit is de wereld.
Nu.