Roosegaarde en Rodin
Metropolis M
Tekst naar aanleiding van TV-programma College Tour, waarin gast Daan Roosegaarde wegliep. Maart 2016
Volgend jaar is het honderd jaar geleden dat kunstenaar Auguste Rodin overleed. Dat is een mooi moment om hem uit te nodigen voor College Tour. Rodin heeft een goed profiel voor het programma: een beroemd kunstenaar met baanbrekend werk. Wat hem extra bijzonder maakt is dat hij bij leven al onsterfelijk was en dat na zijn dood ook is gebleven. Alle gasten van College Tour haken op de een of andere manier naar uitzonderlijkheid, maar geen van hen is ooit zover gekomen. De enige vraag die Twan Huys dan hoeft te stellen is: Onsterfelijkheid, hoe doe je dat?
Rodin belichaamt een kunstenaarsmythe waarin genialiteit niet alleen tot uiting komt in het werk, maar ook in het leven van de kunstenaar. Het Musée Rodin cultiveert vandaag de dag een persoonlijkheidscultus waar Rodin bij zijn leven zelf actief aan bijdroeg. Het bijzondere van de mythe van Rodin is dat die zich in de eeuw na zijn dood een aantal keren heeft weten aan te passen aan de tijdgeest. Na de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld werd hij opnieuw uitgevonden als voorvader van het modernisme, terwijl hij daar zelf een hekel aan had.
Het fascinerende is dat de mythe van Rodin zo’n omslag in de beeldvorming toelaat. Dat komt omdat mythes veranderlijk van aard zijn, tegen het leugenachtige aan. Onsterfelijkheid bestaat immers niet, maar als geloofsconstructie zijn ze legitiem. Kunst is geloof verpakt als ambacht.
Dat kunstenaarsmythes tegenstellingen in zich verenigen zie je ook bij een recente gast van College Tour. Daan Roosegaarde, Kunstenaar van het Jaar, liep gekrenkt weg na herhaalde kritische vragen over zijn werkwijze. Hij zou pronken met andermans veren. De vraag of dat legitiem was of niet wordt sindsdien gesteld in talkshows en op opiniepagina’s, maar interessanter is de onderliggende tegenstelling in de mythe van Roosegaarde.
Het kunstenaarschap van Roosegaarde is modern. Hij staat aan het hoofd van een onderneming met vestigingen in Nederland en Shanghai en zijn werk is innovatief. Hij werkt samen met wetenschappers, planologen en ministeries. Of de resultaten kunst zijn of iets anders maakt Roosegaarde niet uit, hij wil de wereld beter maken. Hij trekt de toekomst naar zich toe en reikt ons de middelen aan om die te ervaren.
Deels doet hij echte uitvindingen met een enorme wow-factor. Een machine die smog omtovert in frisse lucht en juwelen, dat las je voorheen alleen bij Willie Wortel. Roosegaarde maakt het mogelijk. Maar in het enthousiasme dat zijn werk teweeg brengt herken je ook de mythevorming. Er is bij het publiek een enorme behoefte om in zo’n soort vooruitgang te willen geloven en dat zorgt – hier is de tegenstelling – voor een persoonlijkheidscultus, op het romantische af.
Als voorwerp van een dergelijke cultus lijkt Roosegaarde sterk op Rodin, ook omdat hij de aandacht voor zijn persoon zelf voedt. Hij doet dat met topoi, bouwstenen waaruit elke kunstenaarsmythe is opgebouwd. Je herkent ze doordat ze vaak en makkelijk herverteld kunnen worden als bewijs van uitzonderlijkheid. Het viel me voor het eerst op in Zomergasten toen Roosegaarde vertelde dat hij als student in een boekwinkel werkte én sliep, op een matrasje in het gangpad bij alle grote Russiche schrijvers. Daarin herken je de topos van contact met grote meesters uit voorgaande eeuwen. Rodin plaatste zichzelf in dezelfde lijn met Michelangelo en Donatello. Een andere topos is de vaker terugkerende uitspraak ‘Ik was eerder verliefd op plekken dan op meisjes,’ als voorbeeld van verhoogde gevoeligheid die zich al op jonge leeftijd manifesteert. Ook Rodin had zulk soort uitspraken paraat over zijn vroege jeugd.
Als je het zo opschrijft hangt er al snel een zweem van leugenarij over het slachtoffer, maar het is ingewikkelder dan dat. Een kunstenaarsmythe is een afspraak die van twee kanten in stand gehouden wordt. Het genie en zijn bewonderaars leven in een double bind. De mythe wordt steeds gevoed, maar ook getest. De behoefte aan mythevorming uit zich om de zoveel tijd in een behoefte aan ontmaskering. College Tour ontleent haar bestaansrecht aan deze dynamiek. De hele zaal en de kijkers thuis geloven in de mythe van Roosegaarde. Er is veel plek voor hommage, maar de lakmoesproef voor de mythe ligt in de kritiek. Die verfrist het beeld van de kunstenaar zodat het in een collectieve behoefte kan blijven voorzien.
Elke tijd zoekt een eigen variant op de kunstenaarsmythe. Dat Roosegaarde het zo goed doet ligt niet alleen aan het wenkende perspectief dat hij biedt met zijn werk. Hij vulde ook het gat dat met de draconische cultuurbezuinigingen van 2011 geslagen werd. Het ging toen niet alleen om minder geld, de maatschappelijke rol van de kunstenaar moest ook veranderen. De VVD wilde marktwerking en zelf de broek ophouden, gedoogpartner PVV zette kunstenaars weg als subsidieslurpers en linkse hobbyisten. Roosegaarde voldoet precies aan het profiel dat sindsdien dominant is. Aan kunst in de publieke ruimte kleefde voorheen iets bevoogdends, het moest op zijn minst iets kritisch bevragen. Bij Roosegaarde is feelgood uitgangspunt van ieder ontwerp. Hij zal beslist nog subsidies krijgen, maar daar hoor je niemand over, hij oogt als een economisch gezonde ondernemer en dat straalt af op zijn kunstenaarschap.
Het meest verrassende is eigenlijk hoe naadloos die verschuiving gegaan is. Even was er een breukvlak, maar de kunst heeft zelfherstellend vermogen. Altijd staan er kunstenaars op die zich weten te plooien naar de vragen van hun tijd. Alleen daarom al verdient Roosegaarde enorm krediet, omdat hij zijn tijd belichaamt. Hij verovert nieuw terrein voor de kunst door zijn werk los te maken van dat oude woord. Wat maakt het uit of het nog kunst heet? Nieuwe definities wachten.
Of Rodin op zijn honderdste sterfdag in College Tour veel over dat mythisch geladen kunstenaarschap kan of wil zeggen is de vraag. Net als Roosegaarde heeft hij belang bij het in stand houden van zijn eigen mythe. Zoon van de romantiek. Vader van het modernisme. Grootvader van het postmodernisme. Overgrootvader van de beeldvorming. Dat laatste is wat hem nu interessant maakt, omdat onze cultuur er meer dan ooit door bepaald wordt. De mythe van Rodin is er sterk genoeg voor. Hoe het Roosegaarde zal vergaan hangt na College Tour vooral van hemzelf af.
Roosegaarde maakt zich in heleboel opzichten los van de kunst, maar aan één ding blijft hij vasthouden: een persoonsgebonden kunstenaarschap. Dat wringt. Ergens in het nieuwe veroverde terrein ligt de kwestie hoe je omgaat met andermans kundigheid. Dat is geen nieuwe problematiek. Rodin leunde ook op vakmanschap van anderen. Zijn marmeren beelden behakte hij niet zelf, zijn handtekening werd door assitenten geplaatst, maar toch kwam hij ermee weg. Voor Roosegaarde ligt het nu anders. Op het moment dat hij in College Tour wegliep verloor hij de regie over zijn eigen beeldvorming. Met een helder antwoord op de vraag hoe samenwerking en toeeigening passen in een individueel kunstenaarschap was hij zelf aan de bal gebleven. Het is een interessante ontwerpvraag hoe je die schade weer kan herstellen.